Skip to main content

Lubbers en de muzelmannenbom (014)

14 augustus 2018

Een farce. Met die kwalificatie zetten de Belgische flikken indertijd een uiterst curieuze “trafiek” van nucleair materiaal bij het grootvuil. En de smurfen van de Nederlandse Interpol konden er ook geen Leonidas van maken (1). En wij? Wij doken opnieuw in de duistere krochten van ons met de bom van Lubbers gelieerd documentatiearsenaal. Want we wisten zeker dat er ergens tussen onze kwabben informatie lag opgeslagen over een verbinding tussen het Belgische trafiek en de onderhandelingen op Cyprus tussen een afvaardiging van het Nederlandse bedrijfsleven en een imposante Syrisch/Palestijnse delegatie over een nucleaire deal. En zoals ene Mattheus al eens voorspelde gebeurde: wij zochten en vonden. Een verklaring van een van de aanwezigen bij voornoemde onderhandelingen, die aan Nederlandse zijde onder leiding stond van J.J. Van Schaik. De in 1980 aangetreden directeur van het Amsterdamse ingenieursvehikel Comprimo, dat in die tijd ook al tot de Adamsappel betrokken was bij uitpakken van de nucleaire meccanodoos van de Pakistaanse metallurg A.Q. Khan. De eerder genoemde verklaring was lichtelijk gecodeerd. Maar we hebben al vaker rondgehakt in verwarrend struweel, dus het ontcijferen kostte ons maar een paar mummen van tijd. Komt ie. In extenso.

April 1982.
Inzake het uranium.

Voorjaar 1980 werd mij door een Belg gevraagd of ik een koper wist die interesse had in 60 kilo plutonium. Ik toonde interesse en hij bracht mij in contact met een andere Belg van wie ik de naam niet meer weet. Het contact kwam tot stand in een café in Denain (Noord-Frankrijk). De man die ik daar ontmoette was klein en kalend en ongeveer 60 jaar. Hij kwam aanrijden in een semi-antieke Franse auto, kleur zwart. Hij vertelde mij dat ik wel moest beseffen waar ik aan begon, omdat bij deze zaak zeer invloedrijke personen waren betrokken. Onder wie een minister. En als ik voor de politie werkte zou mij dat zeker de kop kosten. Ik vroeg hem om een monster, maar dat wilde hij niet geven. Als ik een klant had dan moest deze voor een technicus zorgen. Hij beschikte over een laboratorium in Luik met alle techniek die voor het testen nodig is. Hij vroeg geen geld vooruit, maar als de zaak rond was moest mijn klant voor het controleren van het spul een bewijs laten zien dat hij ook inderdaad kon betalen en wel op een Zwitserse bank. Daarna gaf hij mij een telefoonnummer.
Enkele maanden later was ik in Libanon en daar heb ik erover gesproken met Guido Haak onder de voorwaarde dat hij het niet mocht verkopen aan een aan de Joden vijandig land (2). Hij antwoordde dat er dan weinig landen overbleven, waarop ik voorstelde contact op te nemen met Israël of Zuid-Afrika. Hij vond dat geen goed idee, maar hij had een goede ingang bij de regering van Taiwan en hij zou direct contact opnemen via de telex van het hotel. Een uur later kwam hij terug. Hij had al antwoord gehad en zij waren hevig geïnteresseerd.
Ik ging een paar dagen later terug naar Nederland. Guido zou later contact opnemen, wat hij na een week ook deed. Hij belde mij vanuit Beirut. Er waren daar mensen uit Taiwan die mij wilden spreken. Er lag op Schiphol een ticket voor mij klaar. Of ik meteen wilde komen. Ik ben toen de gegevens in België gaan halen en zag toen dat het niet om plutonium maar om uranium ging. De volgende dag ben ik naar Beirut gegaan. Daar werd ik opgewacht en ik kwam terecht in een groot kantoorgebouw naast een stadion. In het gebouw las ik de naam van Hassan Zubaidi. Binnen zat Guido op mij te wachten en ik gaf hem de papieren. Toen ik de naam Zubaidi las begreep ik dat Guido mij had bedrogen. Ik wist van anderen dat Zubaidi een Palestijn was wiens zoon door de Israëli's was doodgeschoten. Maar ik heb het spelletje toch maar meegespeeld, want ik voelde mij daar niet erg op mijn gemak. Een boekhouder van Zubaidi, een zekere Noël, vertaalde de papieren in het Engels, omdat Zubaidi geen Frans kon lezen.
Na uren wachten werd ik in een ander kantoor zonder ramen gebracht waar een man zat met de kop van een gorilla, die zich voorstelde als Zubaidi. Hij vertelde mij dat hetgeen ik aanbood alleen iets voor hem was als ik er een technicus bij kon leveren die er iets mee doen kon, want volgens hem was er alleen al in de VS 600 kilo gestolen, waarvan hij een deel in bezit had. De volgende morgen om 7 uur vloog Guido terug naar Londen en om 10 uur werd ik opgehaald door een man met een colt tussen zijn broekriem en naar Zubaidi gebracht. Zubaidi liet mij een paar kilo smaragden zien en ook zakelijke contracten ter waarde van miljoenen dollars met de regering van de USA. Daarmee wilde hij mij overtuigen van zijn rijkdom. Hij beloofde mij dat als ik waar kon maken hetgeen ik hem gezegd had, hij mij zo rijk zou maken dat het niet meer op kon. Hij betaalde het hotel, gaf mij een ticket en 'smiddags vloog ik terug naar Amsterdam.
Een maand later kwam Guido terug uit Engeland en vroeg mij hoever ik met het uranium was. Ik heb toen gezegd, dat hij zich niet aan mijn voorwaarden had gehouden en dat ik er daarom geen trek meer in had. Hij antwoordde dat Zubaidi een handelskantoor is. Het was zijn zaak niet met wie Zubaidi in zee ging. Guido begon er weer over in het voorjaar van 1981. Hij wilde dat ik de zaak weer opstartte, want hij had nu een andere klant. Maar ik zei hem, dat ik er niets meer over wilde horen, waarop hij antwoordde: Als je met je geweten in moeilijkheden komt, moet je het niet doen.

Lorry Collins”.

Lorry Collins was de schuilnaam van de avontuurlijke Rotterdammer van joodse bloede Aad Spruit. En hij behoorde tot de Nederlandse delegatie die korte tijd later aan de onderhandelingstafel zat met met o.m. Hassan Zubaidi en Rifat Assad (de oom van).

(1) Zie aflevering 13 dd. 1/8/2018.
(2) Zie voor Guido ondermeer de artikelen “Steekspel rond een uranium-deal” en “Neerland's stille kracht” met als smakelijk dessert de serie “Guido's kunstjes”.

Klik hier om uw reactie toe te voegen
14 augustus 2018
Lubbers en de muzelmannenbom