Skip to main content

De Beverwijk files (007)

24 mei 2020

U had het misschien nog niet door. Maar eigenlijk is deze serie een ruime voorbeschouwing van een boek dat in de herfst van dit jaar op de markt wordt gesmakt. Daarin komen de achtergronden aan bod van geruchtmakende gebeurtenissen die bij u als fervente KM-lezers her en der bekend zullen voorkomen. Maar er is een verschil: wij krabden aan de buitenkant wat vernis los, terwijl de auteur van het boek dat op weg is naar de baarmoeder zijn kennis van binnenuit opdeed. En allicht is dat een voordeel. Genoeg geneuzeld. Hier volgt het volgende deel van Peter van Haperen's magnum opus. (JP)

Schaduwmachten achter de Vorstenhuizen (004)

-De Belgische connectie-

De vorming van de ‘Europese’ groep Prometheus in 1972 kreeg in het verlengde daarvan een vertakking naar Nederland en België, samengesteld uit groepen met een politieke signatuur uit de lage landen zoals: Cercle Pinay, Académie Européenne de Sciences Politiques, Milpol, Mouvement Européenne, League for European Cooperation en Interdoc. Langzamerhand begon de schaduwmacht achter de vorstenhuizen zijn vorm aan te nemen.

Vanuit deze Prometheus-kloon werden plannen gerealiseerd bestaande uit diverse werkgroepen in de vorm van onafhankelijke cellen, elk met hun eigen leiding en opdrachten. Enkele daarvan raakten bekend, zoals in Nederland ‘De Dienst’ als uitvoerende cel van Interdoc en in België het PIO. Hier ziet u al de structuur van de celvorming, voor iedere missie een andere cel zodat de kop niet weet wat de staart doet.
Het waren ook niet de minsten die hierbij betrokken waren. Baron Benoit de Bonvoisin, Paul Vanden Boeynants, Prins Alexander, Florimond Damman, Paul Vankerkhoven, Carl Armfelt, Kees van den Heuvel, Jim Janssen van Raaij, André Moyen, Herve d’Ursel, graaf Jean Pierre De Launoit, Marcel de Roover, Bernard Mercier en Nicolas de Kerchove d’Ousselghem.

Het is niet zo dat al deze genoemde namen bezig waren met subversieve activiteiten, ook is deze lijst lang niet volledig. De groep vergaderde onregelmatig, in verschillende samenstelling en onder een wisselend voorzitterschap. Altijd in een andere plaats of stad en altijd achter gesloten deuren. Voor deelname aan zo’n vergadering kreeg men een persoonlijke uitnodiging, samen met de programmapunten die niet openbaar mochten worden. Om een bepaald plan of opdracht te realiseren werd een overkoepelende werkgroep met een uitvoerende cel samengesteld, zoals tijdens de ‘oliecrisis’ van 1973 om de logistiek van de bevoorrading, de capaciteit van de opslagplaatsen en de beveiliging hiervan te verzorgen. Ook was die groep betrokken bij de beïnvloeding van politici en de media.

Gelijktijdig was er ook nog een tweede cel actief met plannen voor destabilisatie en een eventuele machtsovername. Niet uit edele motieven, zoals we in de vorige aflevering van deze serie konden zien maar om verzekerd te zijn van steun van het koningshuis dat meer gewicht in de schaal kon leggen dan een tijdelijke regering. Niet voor niets dat de leiding van die tweede groep bestond uit personen met een achtergrond en verwijzing naar staatsgrepen: André Moyen, Kees van den Heuvel en Carl Armfelt. Het plan lag klaar en men was vergevorderd met de uitvoering. Dat bleek allemaal niet nodig. Koning Boudewijn bleek wat minder integer dan gedacht en de staatsgreepplannen konden in een diepe kast opgeborgen worden voor een andere gelegenheid. België was voorlopig gered. Of toch niet?

Niet helemaal. Er was geen rekening gehouden met Léon Finné, de directeur van een kantoor van de Banque Copine in Brussel. Finné, een man met aantoonbare financiële vaardigheden moest regelmatig bij vergaderingen invallen voor graaf Jean Pierre De Launoit die de kas van Prometheus beheerde, maar dat niet wilde laten weten voor bepaalde deelnemers bij de actievergaderingen. Léon Finné was dan zijn stand-in en toevallig net bij de vergadering waarin de staatgreepplannen besproken werden om prins Albert aan de macht te brengen met medewerking van defensieminister Paul Vanden Boeynants.
Finné zou later nog min of meer een hoofdrol gaan spelen rond het ‘Enigma’ van de Bende van Nijvel. Ook nu weer was het Léon Finné die begin jaren ’80 van de vorige eeuw een nieuwe poging tot een staatsgreep in België aanzwengelde. Een geplande coup in Suriname als proloog voor de uitgestelde staatsgreep in België. Maar was er wel sprake van een enigma? Wie en wat zat er nu echt achter de Bende van Nijvel?

Eerst het volgende: Hoe ik terecht kwam in de Belgische politiek van die tijd. Terug naar het begin en de manier waarop ik in die hectische politieke sfeer terechtkwam. Het grootste deel van mijn diensttijd eind jaren zestig heb ik doorgebracht in Suriname bij de Sectie S2 – TRIS de militaire inlichtingendienst met speciale infiltratie opdrachten o.a. bij Poolse vissers met spionageopdrachten in Suriname. Na terugkomst in Nederland werd ik in de herfst van 1972 gerekruteerd voor ‘De Dienst’ een onderdeel van Interdoc, net als later het ‘PIO’ een aan Prometheus gelieerde inlichtingendienst. Beide diensten voerden zelf (clandestiene) inlichtingenoperaties en -analyses uit. Het leken wel kleine varianten van de CIA en dat was logisch, ze stonden onder supervisie van de bij Interdoc gestationeerde CIA-agent Carl Armfelt. Deze man, een Amerikaan van Zweeds-Finse afkomst woonde, net als ik, in Zeeland. Armfelt verzorgde na de basisopleiding in Den Haag, een vervolgopleiding in Eede en Knokke met de nadruk op infiltreren en exfiltreren. Ook regelde hij via zijn militaire connecties trainingsfaciliteiten in Nederland en België. Armfelt was altijd op zoek naar speciale mensen, liefst personen met ervaring bij inlichtingendiensten, die al opdrachten met succes hadden uitgevoerd.

Het verdere verloop van die opleiding valt deels buiten dit verhaal. Wel dat de nadruk lag op infiltratie- en spionagetechnieken zoals: onopvallende observatie en achtervolging, diefstal en inbraak, ondervragingen -vriendelijk en vijandig-, het zelf rekruteren van spionnen en begeleiden als ‘Case Officer’ door gebruik te maken van de kunst van het bedriegen, het doen voorkomen wat je beslist niet bent: loyaal, eerlijk, vertrouwenswaardig. Het is niets anders dan binnenkomen onder valse vlag gebaseerd op een goed achtergrondverhaal. Het bovenstaande staat allemaal uitgebreid beschreven in mijn boek “Interdoc: De Spionagejaren 1972–1986”. De release van het boek is door de Coronacrisis uitgesteld tot september maar hier krijgt u alvast een voorproefje.

Mijn vuurdoop was gelijk een topmissie. Armfelt zocht hulp bij de infiltratie in de hof- en adellijke kringen van België. Er waren acties op komst via de Prometheus groep en het was belangrijk om van de bewegingen in hofkringen op de hoogte blijven. Wie werd er politiek bij de acties betrokken en kon die persoon beïnvloed worden. Armfelt was ook nog op een ander hoog (internationaal) niveau bezig (WACL) en kon niet meer tijd vrijmaken voor zijn Belgische contacten. De infiltrant moest voor Belg kunnen doorgaan omdat een Nederlander in die kringen moeilijk geaccepteerd zou worden. Het was dus zaak om een Belgische identiteit te creëren. Wat het Vlaams spreken betreft was er geen enkel probleem. Dat sprak ik als een Vlaming: mijn lagere schooltijd was ook de opkomst van de televisie-uitzendingen. In Zeeland, waar ik opgroeide, hadden wij - een ruime - keuze uit twee zenders, de NTS en de BRT. Bij ons gezin viel die keus meestal op de BRT omdat die vroeg op de avond al met kinderuitzendingen begon. Door die uitzendingen sprak ik als kind al vloeiend Vlaams: Suske en Wiske en ‘De Gouden Sleutel’, ‘tante Terry’ en vooral ‘Schipper naast Mathilde’ staan nog steeds in mijn geheugen gegrift, met mijn favoriet den ‘Sander’ die steevast iedereen een hand bleef geven. Begin jaren zestig heb ik ook nog een kleine rol gehad in de Vlaamse serie ‘Het Geheim van Killarney’.

Terug naar de infiltratie. Het opbouwen van een valse identiteit (the legend) bestaat uit verschillende elementen.

  1. De achtergrond van je cover moet veel waarheden bevatten, je moet alles weten over de persoon die je voorstelt. Leugens moet je tot het absolute minimum beperken. Alleen wat strikt noodzakelijk is om je verhaal te onderbouwen.
  2. Over het beroep wat je zegt uit te oefenen moet je alles weten voor als je met iemand in gesprek komt met verstand van zaken over jouw ‘fictieve’ beroep.
  3. Je verhaal moet een reden geven om naar je te luisteren en moet geloofwaardig zijn, moet de nieuwsgierigheid opwekken en problemen oplossen voor degene met wie je praat of moet mogelijkheden oproepen die in het belang zijn voor je gesprekspartner.
  4. Je verhaal moet open staan voor suggesties van je doelwit. Je moet openstaan voor zijn onuitgesproken vragen en daar op inspelen. Dat houdt in dat je flexibel moet zijn en je verhaal ongemerkt aan moet passen als dat noodzakelijk is om je opdracht te voltooien.
  5. Je identiteit en achtergrond moet gesteund worden door: documenten, paspoort, rijbewijs, diploma’s een representatieve woning en auto en persoonlijke zaken die horen bij de rol die je speelt.
  6. Ook een introductie door bekenden van je doelwit wekt vertrouwen, dat is op veel manieren te bewerkstelligen.

Bij de opbouw van mijn Belgische identiteit heb ik zoveel mogelijk rekening gehouden met de genoemde punten.

  1. De achtergrond van mijn cover. Het creëren van een Belgische identiteit bleek niet zo moeilijk. Mijn voorouders zijn veelal afkomstig uit België en specifiek uit Loenhout bij Antwerpen. Ook mijn stamvader Gerard van der Buyten op Ten Tongelberch werd in 1575 geboren in Loenhout. Als directe afstammeling en goed op de hoogte van de stamboom, besloot ik om onder de naam Pierre Adriaen van der Buyten op Ten Tongelberch bij hof en de adel mijn entree te maken.
  2. Als beroep koos ik voor de rol van financieel adviseur, gespecialiseerd in belastingontwijking via buitenlandse constructies. Dat verklaarde gelijk mijn veelvuldige afwezigheid.
  3. Belastingontwijking was toen, net als nu, voor de adel een interessant gespreksonderwerp en was toen en nog steeds mijn hobby. Ik kon daar tot vervelens toe over doordrammen en wist alles van de mogelijkheden zelfs als ze al in conflict waren met het ministerie van financiën. En dat geldt ook voor het volgende punt, ik stond open voor alle onuitgesproken vragen, belastingontduiking, zwart geld, witwassen. Niet door dat zelf te doen maar ik verwees ze door naar anderen. Hierdoor werd ik onmisbaar voor een bepaalde groep en kreeg invloed en respect.
  4. De documenten om de identiteit te onderbouwen kwamen van Interdoc, die over een speciale vervalser beschikte die tijdens de Tweede Wereldoorlog al actief was in de verzetsgroep Albrecht, waaruit Interdoc is ontstaan. Deze papieren waren niet van echt te onderscheiden. Dat kon ook niet want ze waren bij een overheidsdienst gestolen en verder bewerkt door Interdoc’s vervalser. Armfelt zorgde voor een luxe appartement met een groot balkon op 500 meter van het strand van De Haan bij Knokke. Ook kreeg ik de beschikking over een Jaguar MKII uit 1968 een al iets oudere maar nog steeds prachtige auto.
  5. De introductie was helemaal geen probleem. Armfelt was op eigen naam en titel de Belgische kringen binnengekomen en heette voluit: Graaf Carl Magnus Torsten Armfelt, een oud adellijk Zweeds/Fins geslacht wiens voorvader Erik Armfelt tot ridder werd geslagen in 1648 tijdens de 30 jarige oorlog wegens heldhaftigheid bij veldslagen onder koning Gustaf Adolf II. Kijk dat is nog eens een entree. Een nog groter voordeel was: dat men door de introductie via Armfelt en mijn familienaam Van der Buyten Op Ten Tongelberch onterecht aannam dat ik ook van adel was. Dit was ook niet te contoleren. Er was in België een grote afstand tussen de oude en de nieuwe adel en los daarvan: in die tijd werd ‘iedereen en zijn tante’ door koning Boudewijn in de adelstand verheven. De identiteit stond in de steigers.

De infiltratie kon beginnen!”

Klik hier om uw reactie toe te voegen
24 mei 2020
De Beverwijk files