Skip to main content
  • Archivaris
  • 417

Misselijk van het economisch zoet

Alle zoetigheid op Prinsjesdag verandert niets aan het wrange feit dat dit kabinet verantwoordelijk is voor de langste economische recessie in vijftig jaar. Voor een beter, socialer economisch beleid is het nodig af te rekenen met een aantal spoken die door het politieke debat waren: de vergrijzing, het Aziatische gevaar en het belang van bescheiden werknemers.

Door Koen Haegens

Wie durft nu nog te stellen dat het kabinet Balkenende II geen verstand van economie heeft? Het kabinet wist de recessie een jaar langer te rekken om redenen van politiek gewin en toch een complimentje te krijgen van het Internationaal Monetair Fonds (IMF). Doe het ze maar eens na. De kroon op dit knappe werk, tien jaar geleden ongetwijfeld betiteld als 'Italiaanse toestanden' die alleen in een bananenrepubliek plaatsvinden, is de honingzoete begroting voor Prinsjesdag 2006. De boodschap is inmiddels bekend. Na een aantal moeilijke jaren, waarin even "pijnlijke" als "noodzakelijke" maatregelen zijn genomen om de economie te genezen, krijgen we er allemaal weer wat bij. De investeringen van bedrijven herstellen zich, de werkgelegenheid groeit en de koopkracht trekt aan. Niet geheel toevallig valt deze blijde tijding samen met het afzwaaien van het kabinet en nieuwe verkiezingen. Daarbij rekenen de regeringspartijen uiteraard op enige dankbaarheid van de kant van de kiezer.

Sociale onteigening
Maar het zoet van Balkenende valt niet lekker. Sterker nog, wie een blik werpt op de economische cijfers van de afgelopen jaren krijgt spontaan last van oprispend maagzuur. Nederland maakte deze kabinetsperiode de langste fase door van laagconjunctuur - zeg maar een milde vorm van crisis - in vijftig jaar. Van de best presterende economie in Europa in de jaren negentig veranderde Nederland in de slechtst presterende. Dat heeft bijna iedereen in de portemonnee gevoeld. Zo is het reëel beschikbaar inkomen van Nederlandse huishoudens - het geld dat mensen daadwerkelijk te besteden hebben - na jaren van voorspoed vanaf 2002 steevast gedaald. Ook het afgelopen jaar werden Nederlanders ondanks de oplevende economie opnieuw armer: 0,7 procent volgens de berekeningen van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Omdat zelfstandigen en mensen met aandelen of ander vermogen wel goed boerden, gingen werknemers in loondienst er nog veel meer op achteruit dan dat cijfer suggereert. En zelfs in dit jubeljaar zien volgens voorspellingen van het Centraal Planbureau (CPB) nog steeds een miljoen mensen hun koopkracht dalen.
Waar aan het begin van de kabinetsduur de sputterende internationale context nog als excuus gold, gaat die vogel voor de periode vanaf 2004 niet meer op. Terwijl de wereldeconomie in dat jaar op volle toeren draaide, bleef Nederland rustig verder tobben. Het kabinet Balkenende was immers druk bezig met wat zo'n beetje de grootste sociale onteigeningsoperatie in de Nederlandse geschiedenis is gebleken. De draconische maatregelen op het vlak van de sociale zekerheid, zorg en huurbeleid zorgden niet alleen voor een volle Dam, maar ook voor een lege portemonnee. Tegen het uitblijven van de binnenlandse bestedingen kon ook de nog steeds sterke export niet op. Zelfs economen en betrokkenen uit onverdachte hoek, van de werkgevers tot de onderzoekers van de Rabobank, hekelden het doemdenken dat het kabinet stimuleerde. Mede doordat het kabinet voortdurend praatte over alles wat er mis zou zijn met de Nederlandse economie, durfde de consument het geld niet te laten rollen en bleef de economie doorsukkelen. Blijkbaar had het kabinet andere prioriteiten dan een zo spoedig mogelijk herstel van de werkgelegenheid en de koopkracht. Het past allemaal binnen de theorie van de 'politieke business cycle': problemen mogen best enkele jaren uit de klauwen lopen, als de regeringspartijen met de verkiezingen voor de deur maar cadeautjes kunnen uitdelen. De tussenliggende periode kan dan gebruikt worden om structurele hervormingen door te voeren. Alleen door het bewust oproepen van crisisgevoelens accepteert de bevolking zulke maatregelen. Tegenover de Groene Amsterdammer (29042005) wees econoom Sweder van Wijnbergen - iemand uit de hoek van de PvdA - op het feit dat minister van Financiën Gerrit Zalm dat trucje al twee keer eerder heeft uitgehaald. Van Wijnbergen: "Je begint na de verkiezingen heel overdreven te snoeien en onheilsboodschappen te brengen, want je hoeft de kiezer toch vier jaar niet te zien. Tegen de tijd dat er verkiezingen komen, is het dal waarschijnlijk voorbij en kun je zeggen: 'Ik trof puinhopen aan, en kijk nu eens wat ik allemaal gedaan heb.' Het is in 1994 gebeurd, het is in 1998 gebeurd en in 2002/2003 opnieuw."

Spoken
Het kabinet presenteerde de toestand van 'slands financiën de laatste jaren dan ook als een slechte horrorfilm. De hoofdrolspelers? Het rode, gele en het grijze spook. En o ja, natuurlijk de onverschrokken Gerrit Zalm als de heldhaftige good guy. Om met het rode spook te beginnen: de vakbonden moesten aan loonmatiging doen en meewerken aan de versobering van onder andere het prepensioen en de WW, wilden zij niet schuldig zijn aan het failliet van Nederland. Stakingen en andere drieste acties zouden juist in deze fase fataal zijn. De broekriem moest aangehaald, zo klonk het keer op keer. De gevolgen waren niet mis. Zonder het aantrekken van de binnenlandse vraag kwam de economie er niet bovenop. Met name het midden- en kleinbedrijf is daar zeer afhankelijk van; precies de sectoren die het belangrijkste zijn voor de werkgelegenheid. Loonmatiging is om nog een andere reden onverstandig. De Delftse econoom Alfred Kleinknecht wijst al jarenlang op het negatieve effect van loonmatiging op de arbeidsproductiviteit. Hoge lonen zijn volgens Kleinknecht en vele anderen juist goed voor Nederland. Op die manier wordt bij de productie van bijvoorbeeld computerchips de factor arbeid duurder, hetgeen technologische vernieuwing stimuleert. Zonder hoge lonen geen kenniseconomie dus. Loonmatiging leidt tot het tegenovergestelde. Bovendien komen bedrijven die op zoek zijn naar lage lonen toch niet naar Nederland. Hoezeer de lonen ook gematigd zullen worden, het is onmogelijk deze op het niveau van landen als China, India of Vietnam te brengen. Bedrijven zien de loonkosten hier zelfs als een signaal voor de aanwezigheid van hoog opgeleid personeel, stelde hoofd onderzoek bij de Rabobank Wim Boonstra in een interview. Boonstra is dan ook een tegenstander van loonmatiging. "Met het drukken van de lonen druk je jezelf de armoede in. Dus als de loonkosten te hoog zijn, moet je de lonen niet gaan matigen maar de productiviteit opvoeren." Het gele gevaar bestaat dan ook niet. Nederland kan niet concurreren op het gebied van lonen met China, maar net zo goed kan China niet concurreren met Nederland op het gebied van arbeidsproductiviteit en kennis. Natuurlijk is het mogelijk dat dat laatste vroeg of laat verandert, maar ook dan blijft loonmatiging een doodlopende weg. De eerste Nederlander die serieus bereid is voor enkele euro's per dag keihard te werken, moet zich nog melden. De oplossing ligt eerder in het stoppen van de huidige internationale race to the bottom op het gebied van loon en arbeidsvoorwaarden door het versterken van de vakbonden in zowel Europa als Azië. Globalisering van de strijd van onderop dus.

Vergrijzing
Blijft over het grijze spook, ofwel de vergrijzing. Opvallend is daarbij dat iedere politicus of econoom, naar gelang zijn of haar ideologische kleur, daar andere conclusies aan verbindt. Het hoeft niet te verbazen dat die conclusies prima stroken met ingrijpende maatregelen die hij of zij toch al voorstaat. Waar de een zegt dat mensen als gevolg van de vergrijzing meer en langer moeten werken, wijst de ander op de noodzaak van verdere bezuinigingen en het aflossen van de staatsschuld. Weer een ander zal pleiten voor meer immigratie, of het verbeteren van de kinderopvang. Zo eenduidig als het op dit moment gepresenteerd wordt, is het probleem van de vergrijzing blijkbaar niet. Sterker nog: het is de vraag of wel werkelijk sprake is van zo'n ernstige situatie. Volgens het grootste pensioenfonds van Nederland, ABP, is het pensioenstelsel prima bestand tegen de kosten van de vergrijzing. Er is meer dan voldoende geld in kas. Als er dan toch iets extra's moet gebeuren, zijn er genoeg sociale maatregelen voorhanden. In plaats van werknemers te verplichten tot na hun 65e door te werken of de 40-urige werkweek weer in te voeren, zou eens serieus moeten worden gekeken naar de mensen die ondanks de aantrekkende economie nog steeds langs de zijlijn staan, tegen hun wil in. Goede kinderopvang, fatsoenlijk taalonderwijs en wat extra begeleiding zou de grote werkloosheid onder jongeren, vrouwen en allochtonen kunnen terugdringen. En als de nood echt aan de man komt, is het helemaal niet zo'n ramp om rijke senioren een beetje mee te laten betalen aan de AOW.

Taboes
Met de drie spoken terug in de kast en onder het bed gedrongen, hoeft niets een volgend kabinet ervan te weerhouden een daadwerkelijk ander, beter economisch beleid te voeren. Dat is makkelijker gezegd dan gedaan, want het vereist het doorbreken van een aantal hardnekkige economische taboes. Zoals gezegd: de vergrijzing moet verstandig benaderd worden als een relatief bescheiden probleem waar een politieke, dus ook linkse oplossing voor mogelijk is. Ten tweede: het gele gevaar bestaat niet. In plaats van daar doemverhalen over uitstrooien zou een volgend kabinet serieus moeten investeren in gratis en voor iedereen toegankelijk onderwijs, want dat is werkelijk van invloed op bijvoorbeeld de werkgelegenheid en de Nederlandse concurrentiepositie. Het derde en belangrijkste taboe zit diep ingesleten in de Nederlandse verhoudingen, ook bij de vakbonden. Toch zullen zij zich moeten gaan verzetten tegen het idee dat loonmatiging en verdere bezuinigingen noodzakelijk zijn. Alleen dan kunnen de marges worden opgerekt waarbinnen het economische beleid vorm krijgt. En alleen dan is een werkelijk sociaal beleid mogelijk dat breekt met het neoliberalisme van de laatste decennia. Dat is nog een heleboel stappen verwijderd van de politieke werkelijkheid. Onlangs riepen regering en werkgevers opnieuw op tot loonmatiging, om het prille economische herstel niet in de kiem te smoren. Anders "schiet je jezelf in de voet", zo meende minister-president Balkenende. De vakbonden zullen desondanks loonsverhogingen eisen, maar het is de vraag of zij werkelijk doorpakken en gaan vechten voor verdere reparatie van de door dit kabinet aangerichte schade. Aan het moment kan het niet liggen. Het is op dit punt in de conjunctuur, waarbij de economie aantrekt en schaarste op de arbeidsmarkt in zicht komt, dat de krachtsverhoudingen tussen werkgevers en werknemers het meest in het voordeel van de laatste uitvallen. Dat er vroeg of laat weer een recessie komt is inherent aan dit economische systeem. Dat is en kan ook niet de verantwoordelijkheid van de vakbond en de werknemers zijn. Het enige wat zij kunnen doen is goed voor zichzelf zorgen. Het echte zoet is niet van een kabinet te verwachten, maar moet zelf, op eigen kracht bemachtigd worden. Het liefst door proletarisch te shoppen in de snoepwinkel.

(dit artikel is eerder verschenen op www.grenzeloos.org)

Dit bericht is verschenen in Kleintje Muurkrant nr 417, 6 oktober 2006