Skip to main content
  • Archivaris
  • 323

Gladio _ Geheim inlichtingennetwerk in Europa

Gladio _ Die Geheime Terrororganisation der NATO, Jens Mecklenburg (ed.), Elefanten Press Berlin, 1997

Bomben aus zweiter Hand, zwischen Gladio und Stasi: Südtirols missbrauchter Terrorismus, Hans Karl Peterlini, Edition Raetia, Bozen, 1992

Es muss nicht immer GLADIO sein, Attentate Waffenlager Erinnerungslücken, ZOOM nrs 4&5/96.

door Jan van den Baard & Kees Kalkman

In de jaren 1945-1950 werden stay-behind netwerken opgezet in Noorwegen, de Benelux, Frankrijk, West-Duitsland, Italië, Zwitserland, Griekenland en Oostenrijk. In Nederland bestonden de oorlogsdiensten O(peratiën) en I(nlichtingen).
Oorspronkelijk hadden deze netwerken een drieledig doel: in geval van een bezetting (door het Warschau Pact) een geheime infrastructuur te organiseren voor inlichtingenwerk; voor de evacuatie van specifieke personen; voor ondergrondse activiteiten zoals het plegen van sabotageacties en, waar mogelijk, guerrilla-oorlogsvoering (partisanen). Min of meer afhankelijk van lokale politieke omstandigheden werd een vierde doelstelling daaraan toegevoegd: het hebben van een infrastructuur welke ingezet kon worden tegen een binnenlandse communistische verkiezingsoverwinning of machtsovername. De coördinatie tussen deze organisaties van de diverse staten vond op verschillende niveaus plaats: Wat de militaire tak betreft geschiedde dit eerst (1949-1951) door middel van het Comité Clandestin de l'Union Occidentale (CCUO); vanaf april 1951 tot de opheffing via het Comité de Planning et de Coordination (CPC) van de NATO. Vanaf 1957 (of 1958) via het Allied Coordination Committee (ACC) waaraan België, Luxemburg, Nederland, Engeland, Frankrijk en de VS deelnamen.

Openbaar
Op 17 oktober 1990 komen deze ondergrondse infrastructuren aan het licht, doordat premier Andreotti het bestaan van het Italiaanse netwerk (Gladio) meedeelt aan een parlementaire onderzoekscommissie. Binnen enkele maanden volgen soortgelijke verklaringen van regeringsleiders in onder andere Griekenland, België en _ schoorvoetend _ Nederland.
Onderzoek van zowel de Belgische journalist de Bock in verschillende archieven in Washington als van de Belgische parlementaire onderzoekscommissie wees uit dat de Belgische Gladio-variant (Glaive) aanvankelijk zowel door de Engelse SIS (MI6) als door de Amerikaanse CIA gefinancierd werd. De Amerikaanse en de Britse regering hadden West-Europa onderling in invloedssferen verdeeld. Bovendien ontwikkelde de CIA naast de nationale Gladio-netwerken eigen stay-behind netwerken (zogeheten unilaterale actie).

Gladio in Nederland
In de jaren '80 verschijnen er artikelen in de Nederlandse pers over wapenopslagplaatsen bij Heythuizen en Rozendaal. Veel aandacht wordt er noch door politiek noch door pers aan besteed. In 1985 wordt in een artikel in de Haagse Courant een overzicht gegeven van de inlichtingendiensten die ons land op dat moment telt. In die opsomming staat een tot dan toe geheel onbekende dienst genoemd: Operaties & Inlichtingen (O & I). Deze primeur heeft geen andere gevolgen dan wat (schrik-)reacties in kringen van ingewijden. Pas jaren later zal blijken dat O & I de Nederlandse variant van Gladio is, dat deze in ieder geval betrokken was bij gezamenlijke operaties met België in 1980, 1985, 1986, 1988 en dat Belgische agenten op hun beurt deelnamen aan een oefening in Nederland in 1990. Verder werden er driejaarlijkse trainingen opgezet door het Allied Coordination Committee.
In november en december 1990 vindt er in de Tweede Kamer een debat plaats over de Nederlandse Gladio-tak. Minister-president Lubbers deelt de kamer schriftelijk mede dat ook Nederland een stay-behind netwerk heeft met een 380-tal leden: O & I. Van sabotagegroepen, buitenlandse bemoeienissen, trainingskampen en dergelijke zou geen sprake zijn geweest. De enige taak van het netwerk is om bij een nieuwe bezetting van Nederland informatie te verschaffen aan de Nederlandse regering in ballingschap over de situatie in het bezette gebied en om de geestelijke weerbaarheid van de bevolking te versterken. De agenten komen voort uit kringen als: ambtenarij, werkgeversorganisaties, vakorganisaties, politieke partijen en de media (krantenredacties).
Zoals gebruikelijk als het om meer fundamentele zaken gaat vindt de Tweede Kamer dat er geen ander onderzoek nodig is naar deze netwerken.

Hoewel de gewelddaden getuigden van militaire expertise en tactisch inzicht werden uiteindelijk slechts enkele verwarde en halfcriminele daders gearresteerd. In hun omgeving weet Peterlini de aanwezigheid vast te stellen van verschillende figuren met connecties met Gladiogroepen en de Italiaanse inlichtingendiensten. Zou het kunnen zijn dat het anticommunistische Gladionetwerk, dat ten slotte de integriteit van het Italiaanse grondgebied moest garanderen in Zuid-Tirol is ingezet tegen de separatisten? En is er dan sprake van een ontsporing op laag niveau onder invloed van Italiaanstalige fascisten binnen het netwerk of gaat het om een centraal geleide operatie van de inlichtingendiensten?
Een definitief antwoord op deze vraag kan de auteur niet geven, hij ziet zijn werk als een opstapje naar verder onderzoek. De waarde van het boek is er echter in gelegen dat het door minutieus onderzoek van justitiële documenten, parlementaire verslagen, de lokale pers en gesprekken met betrokkenen ontoegankelijk materiaal verwerkt tot een spannende reportage. Dit maakt het tot een opvallend verschijnsel binnen de Gladio-literatuur die maar al te vaak bestaat uit een eindeloze herhaling van de oorspronkelijke onthullingen in combinatie met drieste maar onbewezen samenzweringstheorieën.

Es muss nicht immer Gladio sein richt zich vooral op de situatie in Oostenrijk, waarbij bovendien een kort overzicht gegeven wordt van hetgeen bekend is omtrent de stay-behind netwerken in Italië, Zwitserland, Zweden, Duitsland, België, Griekenland en Turkije. De opbouw van deze netwerken wordt geplaatst in het teken van de Koude Oorlogspolitiek van de jaren '50; waarbij zowel Engelse als Amerikaanse geheime diensten in Oostenrijk ijverig gebruik maakten van de old boys netwerken van (ex-)nazi's. Het boek is een eerste weerslag van de ontdekking in 1996 van een Oostenrijks Gladionetwerk met bijbehorende clandestiene wapendepots van de CIA.

Ook Gladio Die Geheime Terrororganisation der NATO doet een poging om de Gladiostructuren in Duitsland, Oostenrijk, Italië (lees: Zuid-Tirol] en Turkije in beeld te brengen en in een algemeen kader te plaatsen. Waarbij het ontbreken van democratische controle en het gebruik van dergelijke structuren voor binnenlandse politieke doelstellingen (bestrijding van links) voor Jens Mecklenburg het eigenlijke schandaal vormt. De focus van het boek ligt op de ontwikkeling van de netwerken in de BRD en de vervlechtingen tussen ex-nazi's, conservatieven en organisaties als de BDJ (Bund Deutscher Jugend). De laatste wordt als voorloper van Gladio in West-Duitsland beschouwd.
Het algemene overzicht wordt in een 15-tal bladzijden neergezet, waarbij de auteurs zich baseren op welgeteld 11 duitstalige bronnen. De nadruk ligt op de ontwikkeling van de geheime structuren binnen de context van de Koude Oorlog, de coördinatie ervan in NAVO-verband en het stilzwijgen van pers en politiek, na het bekend worden van deze affaires.
De stelling dat men aan de beperking de meester kent, gaat in dit geval niet op. Want in dit boek ontbreekt in het algemene overzicht in elk geval de link met de verloren koloniale oorlogen tussen '45 en '55. Vanuit de optiek van de heersende machten waren dit verloren anti-communistische oorlogen, welke alleen door nieuwe strategieën gewonnen hadden kunnen worden. Met name de Algerijnse onafhankelijkheidsstrijd leverde een bijdrage aan nieuwe strategische en tactische inzichten voor het voeren van een permanente oorlog met onconventionele middelen tegen het communisme.(1) Namen als Guerin-Serac, Rauti, Gianetti en het "persbureau" Aginter vormen een schakel tussen deze nieuwe vormen van anti-communistische oorlogsvoering, de gevestigde militaire machten en uiterst rechtse kringen. Het concept van de strategie van de spanning wordt in deze kringen verder ontwikkeld, met als proefgebieden Griekenland, Turkije en Italië.
Het overgrote deel van het boek staat in het teken van de netwerken in Duitsland en Oostenrijk. Er wordt een (onvolledig) historisch overzicht gegeven van richtlijnen welke door de Nationale Veiligheidsraad (National Security Council) van de VS zijn opgesteld ten behoeve van de anti-communistische strijd. De ontwikkeling van de Bundes Nachrichten Dienst onder leiding van ex-generaal Reinhard Gehlen, waarbij voormalige(?) Nazi's een belangrijke rol speelden komt uitgebreid aan bod. Het gegeven echter dat de BND "lek" was, geïnfiltreerd door inlichtingendiensten uit Oost-Europese landen, waardoor BND-stay behind netwerken gecompromitteerd konden zijn, ontbreekt.

Noot:
1 De romans De centurions en De pretorianen van Jean Larteguy geven een beeld van de wijze waarop militairen in de Franse koloniale oorlogen hun inzichten en tactieken aanpassen aan de guerrilla.

Dit artikel is verschenen in Kleintje Muurkrant nr 323, 17 juli 1998