Skip to main content
  • Archivaris
  • 318

Frans Wijnhoven, tabee kameraad...

Hij blijft maar lopen, hollen, rennen, vechten, strijden voor een andere, een betere maatschappij. Maar toch onderweg, ondanks de snelheid, de agitatie, de tegenwerking, de medemens, de vriend, de kameraad niet vergeten. Hoogstens jezelf vergeten. Lopend, hollend, rennend, de hordenloop, de obstakels, de blokkades, je neemt ze feilloos, één voor één, soms meerdere tegelijk. Alsmaar doorgaan, doorlopen, doorhollen, doorrennen, obstakel na obstakel, horde na horde, blokkade na blokkade, dag na dag, maand na maand, jaar na jaar. Onderweg schakel je de vijanden uit, met woorden, met daden, maar je bekommert je om de medemens, de vriend, de kameraad. Lopend, hollend, rennend, jezelf vergetend, tot je de horden niet meer ziet, de blokkade niet, het obstakel niet. En dan... je struikelt, valt neer, probeert weer op te staan, maar lopen, hollen, rennen wordt moeilijk, je vecht, je scheldt, je vloekt, maar je struikelt, je valt. Na vele jaren je laatste val, opstaan kan niet meer, nooit meer lopen, hollen, rennen. Wat je nog kan is inspireren, anderen tot voorbeeld dienen, hen aanzetten tot lopen, hollen, rennen, vechten, schelden en vloeken voor een andere, een betere maatschappij.
Frans Wijnhoven is niet meer. In de nacht van 7 op 8 februari 1998 streed hij zijn laatste strijd, zijn zwaarste strijd, maar tegelijk de enige strijd die tot een radicale verandering leidde. Moet ik dan maar denken dat 't zo beter is? Voor Frans, voor Charlotte, voor Meran, voor ons, voor mij? Toen ik de week voor zijn overlijden, zijn niet onverwachte dood, afscheid van Frans ging nemen, was er van de Frans die ik kende niet veel meer over. Een hoopje mens van 40 kilo, kermend in een bed, vol pijn, vol leed. Het maakte mij verdrietig, ik kon niet eens meer met hem praten. We hielden elkaars handen vast, en keken elkaar diep in de ogen. Begrepen elkaar. Aan zijn mondbewegingen zag ik dat Frans me nog iets had willen zeggen, hoeveel moeite hij ook deed, hij kon het niet. Een traan verliet zijn ooghoek, maar hij wendde zijn blik niet van mij af, vrienden hoeven zich voor elkaar zo niet te generen. Maar ik begreep wat Frans wilde zeggen.
In 1976 waren we samen revolutionaire marxisten. Dat klinkt nu wellicht pathetisch, maar toen was dat belangrijk voor ons, omdat uit die politieke kameraadschap ook een hele dikke vriendschap is gegroeid, een wederzijdse liefde en respect. Frans en ik kennen elkaar uit de tijd van ArbeidersEenheid en de Beweging voor Arbeiderszelfbeheer, waar we beiden lid van waren en die ons beiden inspireerden. In december 1981 bracht het noodlot ons nog dichter bij elkaar door de dood van Joop de Wit, politiek inspirator, initiator, kameraad, vriend tot in lengte van jaren. Frans en ik hielden allebei van Joop en hij was altijd onderwerp van gesprek als we elkaar troffen. Later maakten we beiden de stap via PSP en PSO naar politieke dakloosheid. Vanuit die politieke verbondenheid, die kameraadschap, is ook een persoonlijke vriendschap ontstaan. We maakten elkaars lief en leed mee, persoonlijk en maatschappelijk, praatten over en werkten aan dezelfde ideeën, dezelfde idealen, theorieën, visies, dezelfde frustraties, tactieken en strategie. Praten met Frans betekende analyseren, het tot op het bot blootleggen van een in en in pervers systeem dat we kapitalisme noemen en onder andere de WAO als uiterlijk kenmerk heeft. Frans Wijnhoven, trouw lezer van Kleintje Muurkrant, trouw luisteraar van Radio Vrij Den Bosch. Vond inspiratie en geestdrift ook in de Bossche beweging, zette die om in zijn werk voor de WAO-beweging. En als WAOer heeft Frans zijn strijd verder gevoerd, tot het laatste moment. En uiteindelijk heeft niet Frans gewonnen, maar hebben degenen gewonnen die Frans kennen en gekend hebben, omdat zij zijn inspiratie, zijn voorbeeld, zijn enthousiasme, maar vooral zijn menszijn kunnen en moeten overnemen...

Bas van der Plas

februari 1998

Dit artikel is verschenen in Kleintje Muurkrant nr 318, 20 februari 1998