Skip to main content

Reis naar het einde van de nacht

14 augustus 2020

Haar nacht begint al om half zeven. Bij de EO, op de kwekradio. Ze spreekt namens studenten, een bond of een verband. Hullie is iets afgenomen. Niet de mogelijkheid om te studeren, of hun vertegenwoordiging in het bestuur van de uni. Dat zijn de bonds- en verbandzorgen van eergisteren. Vandaag gaat het om hun recht op introductieweken. Vanwege de corona mogen ze niet een week zuipen en naaien. Dat moeten ze maar online doen.

Haar reis is kort. Alles aan haar is kort. Korte woordjes, in korte zinnetjes die eigenlijk onderdeel zijn van een zin zoals die vroeger in zijn geheel werd uitgesproken, vooral als je op de radio was. Ik stel me voor hoe ze in de studio zit, hoogstens een meter vijftig diep, onder een veel te grote koptelefoon. Ze blaast in de microfoon alsof ze de volgende trein moet halen. Van de helft van haar woordjes begrijp ik niets. Ze heeft het over saaiens en maaster. Pas na een tijdje begrijp ik dat saaiens voor wetenschap staat. Wat een maaster is weet ik niet.

Ze dacht dat het korter zou duren, de corona. Twee maanden of zo. Da’s al een eeuwigheid in haar korte alledag. Ze studeert in drie maanden af, haar iphone gaat een half jaar mee, voor de corona zat ze in twee uur in Parijs,, seks gaat sneller met een filmpje erbij, het huwelijk van haar ouders duurde veel te lang.

Tegen middernacht introduceert ze zichzelf, op de stoep voor de flat naast de onze. In de afgelopen jaren was de introductieweek van de tiepschool om de hoek voor de omwonenden redelijk te behappen. De nieuwkomers sliepen in een tentje op een grasveldje. ‘s Ochtends om zeven uur werden ook wij wakker van een olijkerd die in een megafoon schreeuwde dat het tijd was om op te staan, ‘s avonds werd het feestje stipt om middernacht afgeknepen.

Wat dat betreft is er wel wat te zeggen voor de georganiseerde introductie. Want vannacht had het gebeuren begin noch eind. De tiepscholieren laten het grasveldje links liggen en scheuren in auto’s en op scooters de honderd meter naar de flat waar een woning tweeduizend aan huur doet en waar zoveel van die woninkjes gemeubileerd leeg staan dat ik vermoed dat het safe houses zijn. Waarin op de stoep gedeald wordt, kan ik niet zien. Maar rond ook onze flat trekt een Ferrari al toeterend met een vaartje van ver boven de honderd zijn rondjes.

Om twee uur overweeg ik me aan te kleden en het gelach en gejoel bestraffend toe te gaan spreken. Maar gelukkig verdrijf ik die levensgevaarlijke gedachte met herinneringen aan mijn eigen introductie, in het Amsterdamse, ooit. Die begon ook pas in het holst van de nacht, maar voltrok zich wel in diepe stilte. Na het verplichte bezoek aan de toen pas geopende discotheek Jansen&Jansen begaf ik me op weg naar mijn logeeradrtes, in Betondorp. Ik zag nachtbrakers en morgensterren, en vroeg pas naar de weg toen de krantenjongens en melkboeren aan hun ronde begonnen. Of ik een adres wist in Betondorp, was hun wedervraag. Nee, dat wist ik niet. Een naam dan? Nee, ook niet. ‘Ik slaap bij de tante van mijn schoonzus’, zei ik hoopvol…

Om vijf uur is ze iets kwijt. ‘Linda, Linda’, galmt haar roep door de morgenstond. Haar stem is zo dik geworden dat de l veel te lang aanhoudt, voor haar doen. Weer ‘Linda, Linda!’ Gaat het om haar kat, of om haar hond? Haar dochtertje van drie jaar? Ze struikelt over iets, roept dan weer en ik overweeg of ze het over zichzelf heeft. Ik hoop voor haar dat het verlorene nog lang uit zicht blijft. Geduld kun je op elke leeftijd leren…

JoopFinland

Klik hier om uw reactie toe te voegen
14 augustus 2020